Persoonskenmerken

Cognitieve niveau; denk hierbij aan het leervermogen, taalgebruik, begrip, kennis, herinneringen en geheugen van de cliënt. Hoe lost de cliënt problemen op en hoe verloopt de informatieverwerking?
 

Sociaal emotionele-niveau; wat kan de cliënt emotioneel aan, uiting van zijn emoties, verbale regulatie van emoties, hanteren van emoties, moduleren van duur en intensiteit van emoties.
 

Communicatieve niveau; wat begrijpt de cliënt en wat kan hij duidelijk maken ook in tijden van stress, wordt er ondersteunende communicatie gebruikt?
 

Disharmonisch profiel; is er een verschil tussen de sociaal emotionele ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling, is het taalgebruik overeenkomstig het taalbegrip en is dit overeenkomstig het vermogen om te handelen?
 

Stress (copingstijl); hoe gaat de cliënt om met psychische stress (omgaan met een probleem) en lichamelijke stress (pijn, lichamelijk ongemak). Probleemgedrag uit zich bij een tekortschietende coping.
 

Seksuele ontwikkeling: wat weet de cliënt van seksualiteit, hoe denkt hij / zij hierover, welk seksueel gedrag laat hij / zij zien en wat is de seksuele voorkeur?
 

Zintuiglijke informatieverwerking; hoe is de samenwerking tussen het waarnemen (zien, horen, ruiken, proeven, tast, evenwicht en positiezin) en de activiteit die daar op volgt bij de cliënt? Denk onder andere aan: geen gevaar zien, angstig, druk en onhandig gedrag, evenwichtsproblemen, schrikken van aanrakingen.