Impact op het team
Bij activiteiten wordt Trudi zoveel mogelijk een-op-een begeleid, maar ze verblijft veel op haar kamer. Trudi’s verzorgenden voelen zich handelingsverlegen en ervaren onmacht om hier mee om te gaan. Daarnaast zijn sommige van hen, net als haar huisgenoten, bang voor haar – fysieke – agressie. De impact van het gedrag op iedereen is erg groot. De zorg wordt slechts door een deel van het team gedaan, omdat sommige verzorgenden te angstig zijn in het contact met haar.
Om de situatie beheersbaar te houden wordt Trudi in haar bewegingsvrijheid beperkt: hoewel zij met wat moeite zelf kan lopen, zit zij regelmatig in een rolstoel met een voorblad om te voorkomen dat zij rond gaat lopen. Verder gebruikt men een bewegingssensor in de nacht. De verzorging en Trudi’s man zijn het niet altijd eens over de kwaliteit van de zorg en hoe deze het beste gedaan kan worden. Dit bemoeilijkt de samenwerking. Er is van alles geprobeerd om de situatie te verbeteren: vaker multidisciplinair overleg, diverse medicamenteuze behadelingen en omgangsadviezen.
De GZ-psycholoog van het verpleeghuis vraagt CCE om consultatie. De vraag richt zich op het verhogen van de kwaliteit van leven, het kunnen uitvoeren van de dagelijkse verzorging zonder angst en dwang en op benaderingsadviezen. Ook wil men graag de samenwerkingsrelatie met Trudi’s echtgenoot verbeteren.
Consultatie
De consulent heeft Trudi in een aantal situaties geobserveerd. Zowel het medisch als het verpleegkundig dossier is uitgebreid bestudeerd. Er is geprobeerd meer zicht te krijgen op het levensverhaal van Trudi. Daarnaast zijn er interviews gehouden met verschillende disciplines en de naasten van Trudi. Ook is er in kaart gebracht wat kenmerkend is in Trudi’s prikkelverwerking. Tenslotte heeft er een 0-meting plaatsgevonden met betrekking tot haar agitatie en stemming.
Dit heeft ertoe geleid dat de beeldvorming over Trudi veel completer is geworden en kon een verklaring gegeven worden voor de agressie. Op basis hiervan konden adviezen gegeven worden hoe men haar kwaliteit van leven kon verbeteren.
Verklaringen voor het probleemgedrag
Trudi heeft geen prettige jeugd gehad. Haar ouders waren erg streng en weinig liefdevol. In de oorlog heeft zij traumatische ervaringen meegemaakt. Hierdoor is zij altijd erg onzeker geweest en voelde zich snel onveilig. Door zich op haar man te richten kon zij wat meer stabiliteit ervaren en lukt het Trudi om zich staande in het leven te houden. Sinds het ontstaan van de FTD en de opname in het verpleeghuis is dit voor haar steeds meer weggevallen en voelt zij zich onzekerder en angstiger. Ze heeft de nabijheid van een ander nodig om het overzicht te behouden en niet in paniek te raken.
Uit het onderzoek blijkt dat Trudi’s aandacht goed te trekken is, maar dat ze deze niet lang kan vasthouden of verdelen over meerdere zaken. Haar tempo van denken is erg traag en denken in oorzaak en gevolg lukt haar niet meer. Tactiele (gevoels-)prikkels komen sterk binnen, bij oplopende spanning reageert ze reflexmatig op prikkels: slaan, vasthouden of schoppen. Haar verbale begripsvermogen is ernstig beschadigd, wat haar visueel wordt aangeboden begrijpt zij beter. Omdat haar geheugen nog redelijk intact is, wordt makkelijk ingeschat dat zij de dingen om haar heen wel begrijpt, terwijl dit niet zo is. Ook zit Trudi langdurig in dezelfde houding wat een verstoord lichaamsbesef tot gevolg heeft, ze voelt haar lijf dan niet meer goed. Ook lijkt ze hierdoor pijn te hebben.
Trudi’s dag-nachtritme is verstoord en zij krijgt al gedurende lange tijd medicatie. Ze heeft hierdoor last van bijwerkingen, moeite om alert blijven en mogelijk ook last van hallucinaties. Voor verzorgenden is het lastig om al deze signalen op tijd te zien en te interpreteren en hun handelen daarop aan te passen. De agressie is er dan vaak al en de spanning is bij iedereen toegenomen waardoor aangereikte adviezen niet werken of vergeten worden.