Het is een groeiende groep binnen de verpleeghuizen: mensen die naast lichamelijke ook psychiatrische problemen hebben. Toch is eigenlijk nog relatief weinig bekend over de meest passende zorg voor deze mensen. Daarom deed specialist ouderengeneeskunde Anne van den Brink promotieonderzoek naar hun situatie. Henriëtte Ettema, coördinator en programmaleider VVT bij CCE, sprak met Anne.
Op welke groep richtte je onderzoek zich precies?
We hebben gekeken naar een afgebakende groep: mensen in een verpleeghuis met somatische en gerontopsychiatrische problematiek. Mensen die dementie als primaire aandoening hebben zijn niet meegenomen, omdat naar die groep meer onderzoek is gedaan. Het is juist de combinatie somatiek-psychiatrie die nog slecht in beeld is. En dat terwijl nu al ongeveer een kwart van de nieuwe verpleeghuisbewoners een psychiatrische stoornis heeft en dat percentage naar verwachting zal groeien. Het beleid is erop gericht om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, maar bij het ontstaan van lichamelijke afhankelijkheid komt uiteindelijk toch het verpleeghuis in beeld.
Wat hield het onderzoek in en welk beeld kwam naar voren?
In de literatuur is onderzocht wat bekend is over deze groep en daarnaast hebben we op 17 gerontopsychiatrische afdelingen onderzoek gedaan, met behulp van vragenlijsten en interviews voor bewoners en verzorgenden. Er werden twee metingen gedaan: binnen zes tot tien weken na opname en zes maanden later. We vergeleken de onderzoeksgroep met hetgeen uit de literatuur bekend is over andere groepen met chronische aandoeningen in het verpleeghuis: bewoners met somatische aandoeningen of met dementie. En dan zie je dat kenmerken en zorgvragen inderdaad anders zijn. Het meest opvallend is dat deze groep een stuk jonger is, met een gemiddelde leeftijd van 70 jaar, en dat er veel meer mannen bij zitten. De andere groepen hebben een enorme oververtegenwoordiging aan vrouwen, maar hier is de verdeling evenwichtiger: 56 procent vrouw en 44 procent man. Verder valt op dat er relatief veel mensen bij zijn zonder partner. Een kleine groep is verweduwd, maar er zijn vooral veel mensen die nooit een partner hebben gehad of gescheiden zijn. Je ziet dat deze mensen een levensgeschiedenis hebben met kleine netwerken, omdat ze de behoefte niet hadden of niet in staat waren een groter netwerk te onderhouden. De mantelzorg- of familiesystemen om hen heen zijn ook vaak kwetsbaar en met allerlei problematiek omgeven.
Hoe was het met de ziektebeelden en met medicatie?
We hebben alleen gekeken naar chronische aandoeningen die invloed hebben op het zorgplan. Gemiddeld hadden mensen zo'n zeven somatische aandoeningen en twee psychiatrische aandoeningen. Wat ik zelf de meest opzienbarende ontdekking uit mijn onderzoek vind, is dat mensen veel cognitieve problemen hebben. We hebben gekeken naar het functioneren van de frontale voorhoofdskwabben en meer dan twee derde had frontale functiestoornissen, en ook best wel ernstig. Dat kan allerlei problemen met zich meebrengen: moeite met plannen, organiseren, besluitvorming, logisch en abstract redeneren, het kunnen controleren van emoties en gedrag. We wisten wel dat die stoornissen er waren, maar we kenden niet de frequentie en ernst ervan. Dus alles bij elkaar zie je dat het echt een heel kwetsbare groep is, met een groot en divers medicatieschema, waar benzodiazepines heel vaak onderdeel van zijn. Polyfarmacie is bijna standaard. Als onderzoeker heb ik daarbij gekeken naar hoeveel en wat, maar als arts heb ik ook gekeken naar de vraag of het passende medicatie is. Is er geen sprake van overmedicatie? We weten dat dat bij ouderen een reëel risico is. Als verpleeghuizen zijn we er in het verleden al vaker op gewezen dat we bij mensen met dementie te vaak antipsychotica voorschreven voor probleemgedrag.
Ik ben het er heel erg mee eens dat je zo goed mogelijk moet proberen om dat op andere manieren op te lossen. Maar bij deze groep zie je relatief vaak dat dit niet lukt en dat die medicatie echt nodig is. Soms zou je zelfs kunnen zeggen dat er sprake is van onderbehandeling, vooral als mensen uit de eerste lijn komen. Het blijkt lastig om in die situatie, met verschillende behandelaren, het medicatiebeleid goed af te stemmen. In het verpleeghuis gaat dat veel beter, daar zijn we meer gewend om integraal te kijken.